Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BE8077

Datum uitspraak2008-08-13
Datum gepubliceerd2008-08-18
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
Zaaknummersciv-294031
Statusgepubliceerd


Indicatie

bewaarneming; diefstal auto uit afgesloten ruimte; verzekeringsplicht goed bewaarnemer?


Uitspraak

Rechtbank Rotterdam Sector civiel recht Zaak-/rolnummer: 294031 / HA ZA 07-2631 Uitspraak: 13 augustus 2008 VONNIS van de enkelvoudige kamer in de zaak van: [eiser], wonende te Capelle aan den IJssel, eiser, procureur en advocaat mr. A.W. Dolphijn te Rotterdam, - tegen - [gedaagde], wonende te Rotterdam, gedaagde, procureur mr. R.E. Gout de Kreek, advocaat mr. Ong Sien Hien te Spijkenisse. Partijen worden hierna aangeduid als "[eiser]" respectievelijk "[gedaagde]". 1 Het verloop van het geding De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken: - dagvaarding d.d. 9 oktober 2007 en de door [eiser] overgelegde producties; conclusie van antwoord; tussenvonnis van deze rechtbank d.d. 23 januari 2008, waarbij een comparitie van partijen is gelast; proces-verbaal van de comparitie van partijen, gehouden op 23 april 2008; - akte aan de zijde van [gedaagde], met productie; - antwoordakte aan de zijde van [eiser]. 2 De vaststaande feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voorzover van belang - het volgende vast: 2.1 [eiser] heeft aan [gedaagde] opdracht verstrekt tot het overspuiten en repareren van een aan hem in eigendom toebehorende personenauto van het merk Volkswagen type Golf met kenteken [AB-CD-12] (hierna: de auto). [eiser] heeft daartoe de auto op 9 december 2006 ter reparatie afgegeven aan [gedaagde]. 2.2 [gedaagde] heeft de werkzaamheden begin mei 2007 voltooid, waarna hij de auto in een afgesloten showroom heeft geparkeerd. 2.3 De auto is in de nacht van 8 op 9 mei 2007 uit de showroom gestolen. Zowel [eiser] als [gedaagde] hebben van de diefstal aangifte gedaan bij de politie. 3 De vordering 3.1 De vordering luidt - verkort weergegeven - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen om aan [eiser] te voldoen € 5.700,--, vermeerderd met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten en de nakosten. 3.2 Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten heeft [eiser] aan de vordering de volgende stellingen ten grondslag gelegd: - [gedaagde] is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de met [eiser] gesloten overeenkomst om de auto gedurende een bepaalde tijd onder zich te houden; - [gedaagde] heeft zich niet gedragen als een goed bewaarnemer door geen verzekering tegen diefstal van de auto af te sluiten; - [gedaagde] heeft onrechtmatig gehandeld door zich zodanig onzorgvuldig op te stellen dat de auto gestolen is; - [gedaagde] heeft zich niet gedragen als een goed houder in de zin van artikel 6:27 BW; - de door [eiser] geleden schade bedraagt € 5.700,--, te weten € 4.000,-- voor de onderhandse verkoopwaarde van de auto en € 1.700,-- voor door [gedaagde] op de auto aangebrachte metallic lak; - [eiser] heeft aanspraak op vergoeding van de wettelijke rente vanaf 28 september 2007; - [eiser] heeft aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten ad € 760,-- en vergoeding van proceskosten ad € 900,--. 4 Het verweer 4.1 Het verweer strekt tot afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiser] in de kosten van het geding. 4.2 [gedaagde] heeft daartoe het volgende aangevoerd: - [eiser] en [gedaagde] hebben afgesproken dat de auto voor eigen risico op het terrein mocht blijven staan nadat de auto gerepareerd was. Er is nimmer afgesproken dat [gedaagde] verantwoordelijk was voor de auto; - [gedaagde] heeft, nadat de auto gerepareerd was, contact met [eiser] gezocht, maar deze bleek op vakantie; - betwist wordt dat sprake is van schending van een zorgplicht op grond van bewaarneming. Van bewaarneming was in ieder geval geen sprake nadat de auto gerepareerd was; - [gedaagde] betwist dat [eiser] buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt. 5 De beoordeling 5.1 Tussen partijen staat vast dat [eiser] op 9 december 2006 de auto ter reparatie aan [gedaagde] heeft overhandigd, en dat de auto nadien in de nacht van 8 op 9 mei 2007 uit de showroom van [gedaagde] is gestolen. Tussen partijen is in geschil of [gedaagde] gehouden is de door [eiser] geleden schade tengevolge van de diefstal van de auto aan [eiser] te vergoeden. 5.2 [eiser] heeft hiertoe aangevoerd dat sprake is van bewaarneming, en dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van deze bewaarnemingsovereenkomst. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hoewel partijen twisten over de exacte inhoud van de door [eiser] aan [gedaagde] verstrekte opdracht, is tussen hen niet in geschil dat deze overeenkomst van opdracht in ieder geval betrekking had op het overspuiten van de auto en het verrichten van enige reparaties, zodat deze overeenkomst moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst tot het verrichten van enige diensten. Voor een daartoe bij hem aangeboden en verblijvende auto is [gedaagde] als garagehouder aansprakelijk en dient [gedaagde] de zorg van een goed bewaarder in acht te nemen. 5.3 [gedaagde] heeft tot zijn verweer aangevoerd dat, voor zover van bewaarneming sprake is, deze is geëindigd met het voltooien van de reparatie. Dit verweer faalt. Naar het oordeel van de rechtbank dient als uitgangspunt te gelden dat de bewaarneming eindigt met de teruggave van het in bewaring genomen goed, tenzij partijen daarover afwijkende afspraken hebben gemaakt of zulks in strijd met de redelijkheid en billijkheid zou zijn. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat partijen hebben afgesproken dat de auto voor eigen risico op zijn terrein mocht blijven staan na de reparatie, maar heeft nagelaten dit betoog nader feitelijk te onderbouwen. Gelet op de gemotiveerde betwisting door [eiser], en gelet op het feit dat [gedaagde] geen gespecificeerd bewijs van zijn stelling heeft aangeboden, zal de rechtbank zijn betoog passeren. [gedaagde] heeft voorts aangevoerd dat [eiser] zonder mededeling aan [gedaagde] naar het buitenland is vertrokken, zodat het voor zijn risico is dat hij de auto niet heeft opgehaald na het voltooien van de reparatie. Nu vaststaat dat de reparatie begin mei 2007 is voltooid, en voorts vast staat dat de diefstal in de nacht van 8 op 9 mei 2007, derhalve slechts enige dagen later, heeft plaatsgevonden, kan niet worden geoordeeld dat het niet direct terugnemen van de auto naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid voor risico van [eiser] dient te komen. 5.4 Naar onweersproken vast staat heeft [gedaagde] de auto geplaatst in een showroom, die ten tijde van de diefstal op slot was. Bezien in dat licht kan niet gezegd worden dat [gedaagde] is tekort geschoten in de zorg die hij met betrekking tot de bij hem in reparatie gegeven auto in acht had te nemen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat gesteld noch gebleken is dat de auto speciale kenmerken (zoals bijvoorbeeld een hoge waarde of een bijzondere uitvoering) bezit, die tot extra maatregelen in het kader van diefstalpreventie aanleiding zouden moeten geven. Het in dit verband door [eiser] gevoerde betoog dat [gedaagde] als bewaarnemer had moeten zorg dragen voor een verzekering tegen diefstal van de auto faalt, nu [gedaagde] er naar het oordeel van de rechtbank niet op bedacht hoefde te zijn dat [eiser] de auto niet reeds zelf tegen diefstal verzekerd had. Dit zou wellicht anders zijn indien [eiser] aan [gedaagde] had meegedeeld dat het een niet tegen diefstal verzekerde auto betrof, maar zulks is gesteld noch gebleken. 5.5 [eiser] heeft aan zijn vordering voorts ten grondslag gelegd dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld door zich zodanig onzorgvuldig op te stellen dat de auto is gestolen. Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 5.4 is overwogen kan niet worden geoordeeld dat [gedaagde] onzorgvuldig heeft gehandeld door de auto in de afgesloten showroom te plaatsen. Nu [eiser] geen andere feiten of omstandigheden heeft aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld, zal zijn betoog op dit punt worden gepasseerd. 5.6 [eiser] heeft voorts nog aangevoerd dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht ingevolge artikel 6:27 BW door de auto niet als een zorgvuldig houder onder zich te houden. Ook dit betoog zal worden verworpen, nu zonder nadere toelichting die door [eiser] niet is gegeven, in de gegeven omstandigheden niet kan worden geoordeeld dat [eiser] zich niet heeft gedragen als een zorgvuldig houder in de zin van artikel 6:27 BW. 5.7 Uit het voorgaande volgt dat de vordering moet worden afgewezen, zodat voor toekenning van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente geen grond is. 5.8 [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde]. 6 De beslissing De rechtbank, wijst de vorderingen van [eiser] af; veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] bepaald op € 300,-- aan vast recht en op € 960,-- aan salaris voor de procureur; verklaart dit vonnis voor zover het de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog. Uitgesproken in het openbaar. 548